Een goed gesprek met mooie mensen

Een goed gesprek met mooie mensen. Het behoort tot de fijne ervaringen in je dagelijks bestaan. Gesprekken over volkshuisvesting, zeker. Gesprekken over de samenleving, evenzo. Gesprekken over het leven, over jezelf en de ander; vooral die. Soms volledig onverwacht laten mensen spontaan iets van zichzelf zien. Aan tafel in een werkkamer op kantoor. Op een Tilburgs terras. In een ‘georganiseerde setting’ in Utrecht of Leusden. Prachtig als je elkaar weet te raken met diepere inzichten en wijsheden en met gevoelens van hoop, blijdschap en verdriet. Als je samen, met de ander, iets leert over jezelf, over de ander, over elkaars plekken der moeite in de moerassige onderlagen van onze complexe levens en handelingen.

In ons MOOi-clubje hadden we in de voorbij bijeenkomsten goede gesprekken, met mooie mensen, waaronder Harry Kunneman. Victor, je kon er helaas niet bij zijn. Je zou ervan hebben genoten en volop hebben meegedaan, je voluit hebben gegeven, anderen hebben geïnspireerd met jouw inzichten, gevoelens en enthousiasme. En je zou je leerervaringen hebben gedeeld met anderen. In die gedachtegang, in de geest van jouw bijdrage in en aan MOOi, bijgaande impressie, met boeiende noties uit goede gesprekken met mooie mensen.

Een goed gesprek over de complexiteit van de volkshuisvesting, het professionele bestaan, het leven….en over, geven…
Hoe gaan we om met de complexiteit in de volkshuisvesting, van de samenleving en van het leven? Die complexiteit neemt toe, in verminderde voorspelbaarheid, meervoudigheid van belangen, etc. We vinden het moeilijk om met die (toenemende) complexiteit om te gaan en volgen daarbij veelal de strategie om de complexiteit te reduceren of te ontkennen, hetgeen tot verlamming leidt. Waarom kiezen we er niet voor de complexiteit te accepteren zoals die is, deze toe te laten en aan te gaan?

Hoe? Laten we eens vertrekken vanuit het gedachtegoed van Habermas. Zijn theorie van het ‘Kommunikatieve Handelen’ is rijk en inspirerend. Het begrippenkader mooi en helder, een prachtige theorie over ‘kolonisering van de leefwereld’, over waarheid, juistheid en waarachtigheid. Inspirerend, maar ….. een utopie…. Want, in de empirie van ons professionele en persoonlijke leven ontdekken we dat de theorie van Habermas niet houdbaar is. Het leven is veel meervoudiger en complexer dan Habermas doet voorkomen, zoals in de door hem beschreven dichotomie van leef- en systeemwereld. Een dergelijke harde scheiding bestaat in het echte leven niet. Organisaties leven daarentegen in de grenswereld van beide.

En zo is het ook met de menselijkheid. Een mens is veel meer en veel complexer dan een ‘communicatief handelend wezen’. Die complexiteit moet je niet ontkennen of reduceren, zoals Habermas doet, maar aangaan! In een zoektocht naar de ‘onderlagen’ van het menselijk zijn, voortdurend verdiepend in complexiteit en uitkomend bij vier ‘wegwijzers’. Te beginnen bij de ‘bovenlaag’, de wereld aan de oppervlakte van het bestaan, waar sprake is van volkomen helderheid, controle en cognitie. Het is de wereld van meten = weten, van bewezen technieken en competentie. Maar het is, aldus Kunneman, geen realistische voorstelling van de complexe wereld van professionals. De eerste laag van toenemende complexiteit is die van professionele complexiteit, waarbij theorie en cognitie verbonden raken met praktijk en concreet handelen. Reflection in action en handelen als ‘reflexive practioner’ (Donald Schön) doen meer recht aan deze complexiteit. De wegwijzer in het aangaan van complexiteit op deze laag is die van ‘ambachtelijkheid’ als duiding van de professional (Sennet). En er is meer complexiteit, verder afdalend in het ‘moeras’, te weten die van ‘relationele complexiteit’. Daarin is geen sprake van autonomie maar van interdependentie en verbindingen met ‘de ander’. Het aangaan van de complexiteit op dit niveau, in het besef dat je de ander nodigt hebt, vraagt om ‘vreedzame begrenzing’. Deze wegwijzer volgend levert verbondenheid en intimiteit op. En dan nog zijn we niet bij de volledige diepte van complexiteit. De derde onderlaag is die van ‘lichamelijke of biologische complexiteit’ van het menselijk wezen. Geïnspireerd door het werk van Frans de Waal schetst Kunneman op dit niveau een complexiteit van de mens die bestaat uit de combinatie van een patriarchaal wezen (chimpanseeregister) met hiërarchie en conflict enerzijds en een matriarchaal wezen (bonoboregister) met ‘erotieke demping’ en ‘zorgzaamheid’ anderzijds. De wegwijzer hier is die van het aangaan van de complexiteit in de erkenning van de verbinding van beide krachten, met zorgzaamheid als perspectief. De onderste laag van complexiteit tenslotte, is die van ‘existentiële complexiteit’, de kwestie van ‘leven en dood’. Wat er na het leven is is vol van raadselachtigheid. De wegwijzer in het aangaan van complexiteit is hier die van verwondering en ‘verrijkende verhalen’.

Kunneman stelt dat er, de complexiteit van het leven in de diepere lagen zoekend, veel ‘geklooi’ is, anders dan het leven aan de oppervlakte laat zien. Er is veel onvermogen om die zoektocht in te gaan, om de complexiteit aan te gaan, maar er is ook een beloning om de complexiteit van het leven aan te gaan, want “in de diepte komen we de rijkdom van het leven tegen”. We kunnen de complexiteit ook aangaan in de professionele context, in ons werkzame leven en in onze organisaties. Onder de noemer ‘normatieve professionalisering’ stelt Kunneman dat het de opdracht van professionals is om ‘goed werk’ te leveren. Dat vraagt om ambachtelijkheid van de professional en vereist moreel kapitaal van de leider!

Daarvoor is dus iets anders nodig dan het verkeren in oppervlakkige complexiteit van de systeemwerkelijkheid: leven en leren in het moeras, in diepere niveaus van complexiteit, is enorm verrijkend en kent een aanzienlijk zingevend potentieel. Ontwikkeling van moreel kapitaal (Kuypers) is nodig en de morele principes daarvan te laten aansluiten op het werken en leven in organisaties vraagt aandacht. Geïnspireerd door het boekje “De Gift”(Maus) benadrukt Kunneman de logica van het geven: “moreel kapitaal groeit door het weg te geven”. We moeten vormen van geven ontwikkelen. Net als ‘verrijkende verhalen’. Bijvoorbeeld over de complexiteit in organisaties en van professionals. Geïnspireerd door Sennet (The Craftsman): “lerend ambachtelijk werken is een mensenrecht”, want “de ervaring van ontwikkeling, van groei, van leren is zo betekenisvol dat je dat iedereen wil geven”.

Bijdrage: Paul Doevendans

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *